Nieuw onderzoek gaat mogelijk leiden naar betere en snellere hulp aan mensen die lijden aan een depressie. Twee onderzoekers gaan hiervoor de hersenen van patiënten nader bestuderen. Het onderzoek vindt plaats op de afdeling Klinische Neurofysiologie en MRI in Kempenhaeghe, het expertisecentrum voor epilepsie, slaapstoornissen en neurologische leer- en ontwikkelingsstoornissen in het Noord-Brabantse Heeze (bij Eindhoven) in samenwerking met zorginstelling Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven (GGzE), Philips en de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
Wie een depressie oploopt, is niet te benijden. Het is een veelvoorkomende psychische aandoening die wordt gekarakteriseerd door minimaal twee weken van abnormale somberheid en vaak gepaard gaat met onder meer het verlies van interesse en het onvermogen om ergens van te genieten. Een depressie kan dus een groot effect hebben op de kwaliteit van leven en het is daarom belangrijk dat deze zo snel mogelijk wordt behandeld.
“Maar vaak weten we niet welke soort depressie er speelt en dus ook niet welke behandeling het beste is”, vertelt arts en psychiater in opleiding Faroeq Ramsaransing. “Dus is het een kwestie van ‘trial and error’ tot we een behandeling hebben gevonden die aanslaat. We moeten het doen met een klinische blik, gesprekken en observatie.”
Samen met medisch ingenieur Jesper Pilmeyer gaat Ramsaransing onderzoek doen onder 120 mensen bij wie depressie is vastgesteld en een controlegroep van 60 gezonde anderen. Beiden hopen ermee te promoveren; Ramsaransing aan de Universiteit Maastricht, Pilmeyer aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e).
“Wellicht vinden we iets hoe een depressie ontstaat.”
Pilmeyer en Ramsaransing hopen de groep dit najaar compleet te hebben om met het onderzoek te kunnen beginnen. “Ons doel is te helpen om sneller een adequate behandeling te kunnen bieden”, zegt de arts. “Denk aan medicatie. Nu hebben we zes weken nodig om te zien of een medicijn goed werkt. Is dat niet het geval, dan is er kostbare tijd verloren, waardoor het lijden langer duurt.” Pilmeyer vult aan: “En wellicht vinden we iets over hoe een depressie ontstaat.”
Deelnemers aan het onderzoek ondergaan een MRI-scan van de hersenen van een uur, waarbij wordt gekeken hoe de hersenen reageren op angstige en boze gezichten. Om de rest van de tijd te doden, kijken ze naar een dierendocumentaire. Een jaar later volgt een herhaling, om te kunnen zien of er in de hersenen iets is veranderd. In dat jaar is er drie keer telefonisch contact met de onderzoekers om de deelnemers te kunnen volgen.
Verandering in de hersenen?
Pilmeyer legt uit dat er al vaker MRI-scans worden afgenomen bij mensen met depressie. Maar dit is een van de weinig voorkomende onderzoeken over een langere periode. “Daarmee hopen we te zien of de ontwikkeling van de ziekte herkenbaar is in een verandering in de hersenen. Daarnaast kijken we naar de communicatie tussen de verschillende delen van de hersenen en de onderlinge bloedstromen.” Ook is er aandacht voor wat de hersenen doen als de deelnemer een taak uitvoert in vergelijking met een periode van rust.
De 60 kandidaten voor de controlegroep zijn al gevonden. Het vinden van de 120 mensen met een depressie heeft meer tijd nodig vanwege de voorwaarden. Zo moet de leeftijd liggen tussen 18 en 65 jaar, mogen ze geen psychoses kennen, en ook geen andere stoornissen zoals een bipolaire aandoening of verslavingsproblemen.