Ik word deze week vierenzestig. Uitgerekend in februari, met voorsprong de meest deprimerende maand van het jaar. Gelukkig maar 28 dagen. Koud, nat, hooguit een piepend krokusje in het gras, en niks te beleven buiten carnaval of gaan skiën, maar dat is niet aan ons besteed. Voor niemand trouwens, wegens nog een pandemie erbovenop. Vierenzestig, dus naar het schijnt ben ik een boomer, de generatie die met een bloem in het veel te lange haar ontzuilde, verketterde, verlinkste, relde en alles bediscussieerde, maar nu schaamteloos op pensioen gaat, zonder niet eerst het Ware, het Goede en het Schone en in één moeite ook nog eens het milieu te hebben verkloot. Ik lees het in de krant, alle dagen. We hebben het verkloot. En nu zitten we tot overmaat van ramp in een collectieve dip. Tristesse alom dus, ik doe voor niemand meer open.
Ik ga dan maar wandelen, het is eens wat anders, het is al lang geleden, sinds gisteren. Ik loop door een straat, rijhuisjes, een deur en een venster, waarop iemand schreef : wees mild, ken jezelf. Ik zie een petanquebaan op een groezelig koertje en, hoog op een dakterras, een muurschilderij van de Fujiyama. Ik zie een koppel met laarzen, een boompje aan het planten in het voortuintje. En het klaart wat op, aan de hemel en in mijn kop.
Wat verder bots ik op een oude scoutskameraad. Da’s lang geleden, hoe is ’t met u? Hij is heel erg ziek geweest, maar nu gaat alles weer beter. Hij zegt weer plannen te maken. Ik zeg : awel, ik ook, van alles. We wisselen onze contactgegevens, de dag nadien zal hij al foto’s sturen, wij, op kamp, Oignies-en-Thiérarche, jaren zeventig.
Ik kom bijna dartelend thuis. Er is juist een bestelling wijn geleverd. Zorgvuldig stapel ik alle flessen in mijn keldertje. Eentje zet ik al klaar in de keuken, voor vanavond. Dagelijkse troost. Misschien steek ik de haard wel aan. We videobellen met de kindjes. Ik dank alle goden en de mensheid voor internet. Dag bommie, dag bompie. Dag mama, dag papa. Alles gaat goed. Lang zullen we leven.
Dit was dan toch een goede dag. En bij nader inzien is het toch niet eens zo erg, dat vierenzestig worden midden een ellendige winter.
Denk eens na. We zijn niet in oorlog met iets. Wij zijn niet in Gaza, Mogadishu, Aleppo. Hier hebben we supermarkten en water uit de kraan. Wat kan ons de terugdraaiende meter schelen als er straks weer Vlaanderen Vakantieland op TV is? Morgen worden we weer wakker en, zoals iedere morgen, zal het leven weer van vooraf aan beginnen. Het wordt dan weer een goede dag, of een minder goede, alla, maar dat de lente komt, dat is zeker.
Pol Vandenbroucke
3/2/2021